Boterhambuiltje
Wie kent dat niet? Thuiskomen met een vers geplette drol onder je schoen. De doordringende geur tijdens het schoonborstelen van het ruwe leer. Het peuteren tussen de gleuven van de zool. Dan verwens je niet alleen alle honden, maar vooral hun bazen. Poepvelden zijn er toch niet voor niets!
Jaren dacht ik ook zo. Dat alleen al weerhield me naar het asiel te gaan. Tot ik tijdelijk een volgroeide pup in huis nam. Ik zou zorgen voor een nieuwe herplaatsing. Daarvoor had ik een advertentie in de supermarkt gehangen.
Na een paar weken kreeg ik buikpijn als ik me voorstelde dat iemand aan mijn voordeur stond en zou vragen: “Is hier een chocolakleurige Labrador af te halen?” Ik zou er een complete sollicitatie van maken.
De buikpijn werd erger. Ik bleek verliefd. Zelfs op zijn drollen. Hurkend op zijn achterpoten, de rug naar beneden gedrukt tot net niet aan de grond, de staart uitgestrekt boven het gras, keek hij me afwachtend aan terwijl hij drollen draaiden. ‘Goed zo!’
Maar niet altijd krijgt Bach – zo heb ik hem omgedoopt – een pluim. Zodra de nood er was ging hij zitten. Zelfs op stoepen en sportvelden.
Ik kocht een pak poop-scoops. Maar de kartonnen zó om de hoopjes leggen dat ik die in één keer kon omvatten viel niet mee. Zeker niet met een allemansvriend aan de lijn. En met drie hoopjes op een nat grasveld werd het helemaal een geklieder. In het holst van de nacht overkwam het me een keer dat ik poep aan mijn vingers kreeg. Al kon ik het afvegen aan een eikenblad: het rook lang na.
Nee, geef mij maar een boterhambuiltje. Daar steek ik mijn hand in en zodra ik de warmte voel draai ik het zakje om. Zelfs na drie keer rapen is er nog plaats voor een knoop.
Maar waar laat ik zo’n bungelend zakje? In mijn tas is niet hygiënisch. Houd ik het in mijn hand? Dat staat zo stom, alhoewel,,, de mensen lijken dan wel stukken aardiger. Vastbinden aan de hondenlijn blijkt ook geen succes.
Na een maand Bach weet ik de gemeentebakken dan ook feilloos te staan. Zijn we niet in de buurt van zo’n bak dan leg ik ons zakje zolang achter een boom of lantaarnpaal en bid ik dat die gesloten blijft tot ik er op de terugweg langskom.
Want niets lijkt me vreselijker dan dat een of andere hond – terwijl het dier alleen maar had willen ruiken- thuiskomt met hondenpoep aan de neus.
© 2014 Ria Knijnenburg . Ook te lezen op Schrijverspunt.nl